Toen het huidige kabinet in 2015 de Participatiewet invoerde, had het er grote verwachtingen van. Niet alleen zou het zorgstelsel eenvoudiger worden, maar ook het streven om mensen langer thuis te laten wonen zou ondersteund worden.
Maar hoe is het in de praktijk gegaan?
De meeste ouderen vinden het prettig om in hun vertrouwde omgeving te blijven en zullen dan ook graag zeggen dat alles goed gaat en ze zich prima redden. Vaak houden kinderen of familie een oogje in het zeil, maar wat als die er niet zijn of ver weg wonen?
Velen weten ook niet precies op welke zorg ze op grond van de WMO recht hebben en veel gemeenten bieden die zorg ook niet actief uit zichzelf aan (vorig jaar is in totaal € 1.2 miljard niet uitgegeven, geld dat vervolgens aan andere dingen dan de WMO kan worden besteed!).
Daarom moet we in onze samenleving alert blijven en signalen oppakken waaruit kan blijken of mensen nog wel goed voor zich zelf kunnen zorgen. Onder meer buren, kennissen, de huisarts,de fysiotherapeut,of bankmedewerkers hebben een belangrijke signaalfunctie.
Zo werden wij laatst gevraagd door iemand van een bank eens contact op te nemen met een alleenstaande vrouw van 86. De bank had het idee dat zij wel wat hulp kon gebruiken bij haar administratie en financiën. Wij zijn bij haar op bezoek geweest en inderdaad, het bleek geen overbodige vraag. Stapels brieven van instanties, aanmaningen e.d. Bij navraag bleek dat zij geen enkele hulp ontving. Wij hebben thuiszorg ingeschakeld, gezorgd voor een persoonsalarm,huishoudelijke hulp geregeld, evenals een service van de bank die bij haar thuis geld komt brengen en afgesproken dat zij kan eten in een zorginstelling in de buurt. Maar ook praktische zaken zoals nieuw hoortoestel, een nieuwe televisie (de oude bleek al een half jaar kapot).
Zij komt nu langzaam tot het besef dat het goed is wat zaken te laten regelen en uit handen te geven.
“Ik ben zo blij dat jullie dit allemaal voor mij doen”.